BUITENPLAATS GOOILUST UIT WINTERSLAAP. Na de afgelopen zeer zachte winter laat het voorjaar zich nu overal volop zien. Niet alleen in onze tuin, maar zeker ook op de buitenplaatsen in ’s-Graveland is er al aardig wat kleur uit de knoppen gekomen. Het is lente!
Dat is goed te zien in de ommuurde siertuin van buitenplaats Gooilust, aan het Zuidereinde, waar boswachter Johan van Galen Last ons rondleidt. Maar onze aandacht wordt in eerste instantie getrokken door de bomen die bij de ingang zijn gesneuveld, maar ook midden in de siertuin. Want storm Eunice heeft ook in ’s-Graveland flink huisgehouden: op de tien buitenplaatsen waren zo’n vijftig oude bomen – vele van wel tweehonderd jaar oud – niet tegen de windkrachten bestand. „In 2003 zijn er ook zoveel bomen omgewaaid”, zegt Van Galen Last, „en in de jaren negentig hebben we ook een flinke storm gehad.”
Zo’n storm van het kaliber Eunice biedt ook kansen, zegt de boswachter. „Het hoort erbij, en natuurlijk is het altijd zonde. Op dag 1 zeg ik: ’Ik vind het vreselijk’. En op dag 2: ’Ik zie kansen’. Er ontstaat namelijk meer licht en lucht, er is letterlijk weer ruimte om soorten die in de loop der jaren zijn verdwenen weer aan te planten, zoals een bijzondere berk en bepaalde sierheesters. Of je kunt nieuwe struiken planten. Als een tuin ouder wordt, is er op den duur steeds minder ruimte.”
Om sommige oorspronkelijke soorten weer terug te brengen op de historische buitenplaats wordt als het nodig is leentjebuur gepleegd, bijvoorbeeld met Pinetum Blijdenstein in Hilversum en Kasteel-Museum Sypesteyn in Loosdrecht. „Afgelopen najaar hebben we bijvoorbeeld tien coniferen van het Pinetum aangeplant.” Maar ook met buitenplaatsen elders in het land worden ’zaken gedaan’.
Maar terug naar hetgeen waarvoor we kwamen: de lente. Die is zoals gezegd vroeg. „Zeker een groot verschil met vroeger”, constateert de boswachter, „ik kan me herinneren dat toen ik in 1972 op de Tuinbouwschool zat, de magnolia pas op 30 april, Koninginnedag, bloeide. Zo zijn er wel meer struiken. In de jaren zeventig begon je in april met onderhoud, dat is nu maart. Dat zie je over de hele linie, dus in het najaar loopt het ook langer door. Vroeger begon je na 15 oktober met winterwerk, dat gebeurt nu pas tegen december. Dan ben je blij als je het blad voor kerst hebt opgeruimd. Dat geldt ook voor bepaalde snoeiwerkzaamheden. Als je die niet op tijd verricht, loop je al over de neuzen van de bollen in de grond heen.”
De siertuin van Gooilust is de laatste week van april, de eerste twee weken van mei op zijn allerfraaist. De rozen bloeien het uitbundigst in juni. „En afhankelijk van de temperaturen is de rhododendronvallei, die in het bos van Gooilust ligt, in de eerste of tweede week van mei op zijn mooist”, zegt Van Galen Last.
Minder bloesem
De boswachter staat even stil bij de winterkamperfoelie. Hij breekt een takje af en houdt het onder zijn neus. „Die ruikt heel lekker en bloeit de hele winter door. De laatste jaren heeft hij echter minder bloesem en houdt hij meer blad vast, daar kwamen we vorige week achter. We hebben geen idee waarom en zullen eens bij collega’s gaan vragen of dat bij hen ook zo is.”
De rondgang gaat verder langs fleurige witte lenteklokjes en Japans hoefblad, gele kornoelje, rode sierkwee en blauwe primula’s. Een paars maarts viooltje heeft zich tussen de wortels van een boom genesteld. „Die is dus gewoon op tijd.”
Dan staan we voor het restant van wat nog niet zo lang geleden een enorme Japanse notenboom was, een slachtoffer van Eunice. „Een boom uit 1840, uit de tijd dat hier nog de familie Corver Hooft woonde. Die stomp laat ik zo staan, om te laten zien: hier heeft iets ouds gestaan. Ik ben er niet zo’n voorstander van om alles weg te halen.”
Midden in de siertuin, op de splitsing van een aantal paden, ligt een boom die met zijn lengte van vijfentwintig meter en omtrek van 2 meter 34 de naam dwergconifeer geen eer aan doet. „We gaan er nog een schijf uithalen om te zien hoe oud hij precies is.” De boom heeft in zijn val een aantal bijzondere magnolia’s meegenomen. Van Galen Last: „Die gaan we opnieuw aanplanten.”
Op het einde van onze rondgang in de siertuin komt Van Galen Lasts zoon Maarten zijn vader even begroeten. De Weesper is tennisleraar van beroep en treedt dus niet in zijn vaders voetsporen. Dat neemt niet weg dat hij heel graag op de buitenplaats is. „Ik kom hier al vanaf mijn twaalfde. En nog steeds kom ik hier elke week wel een paar keer”, zegt hij met zichtbaar enthousiasme. „Ik vind het ook fantastisch om mijn vader te horen vertellen. Hij is echt een wandelende encyclopedie.”
Daarmee heeft hij niets te veel gezegd; Johan van Galen Last (64) werkt al sinds 1994 bij Natuurmonumenten en heeft in al die jaren een ongelooflijke schat aan kennis over de buitenplaatsen vergaard, ook op historisch gebied. Als lid van het Gilde van Tuinbazen (110 leden) wordt die kennis ook zoveel mogelijk gedeeld en overgedragen. Onder de paraplu van het gilde is ook een opleiding voor erfgoedhoveniers in de maak. Wat betreft Gooilust zet Van Galen Last nu al zoveel mogelijk op papier, zodat zijn opvolger over drie jaar enigszins beslagen ten ijs komt.
De siertuin op Gooilust is van 1 maart tot half november geopend op dinsdag- en zaterdagmiddag van 13.00 tot 16.30 uur. Adres: Zuidereinde 47B, 1243 KL ’s-Graveland (volg de borden siertuin). Parkeren kan aan de linkerzijde van de oprijlaan van Gooilust.
Gooi & Eemlander, Simone Stevens, 5 maart 2022