Op een koude en vroege ochtend stond ik op buitenplaats Boekesteyn met een microfoon onder mijn neus. Ik mocht live op de radio vertellen over de kraamkamer van Moeder Natuur.
We staan namelijk weer aan de start van het broedseizoen: van nu tot half juli is het spitstijd in de natuur. Veel dieren krijgen dan jongen en hebben al hun energie keihard nodig. Elke verstoring kan hierbij funest zijn; daarom herhalen we het nog maar eens: hou rekening met de natuur als je er te gast bent. Blijf op de paden, hou je hond aan de lijn en neem je afval weer mee naar huis.
Alsof het gepland was, vloog er op dat moment een ooievaar over ons heen met een tak in zijn snavel. Wie kan deze boodschap nou beter onderstrepen dan de brenger van onze kindertjes? Hij staat zelfs op mijn eigen geboortekaartje: ‘ooievaar-lepelaar-takkendief heeft alle kindertjes lief’.
De vogels zijn druk bezig met de voorbereidingen voor hun eigen kraamkamer. En dit jaar lijkt de keuze gevallen op het nestplateau bovenop bezoekerscentrum Gooi en Vechtstreek. Ooievaars broeden graag op hoge plekken. Vaak op menselijke bouwwerken zoals schoorstenen, maar soms bouwen ze ook zelf een nest in een boom. Zo’n nest heeft een diameter van anderhalve meter en wordt elk jaar verstevigd en vergroot.
De oudste nestplek op het stadhuis van Oudewater stamt uit 1650. Uiteindelijk kan zo’n nest zelfs 2,5 meter hoog worden en 2000 kilo wegen. In dat nest worden zo’n drie tot vijf eieren gelegd. Maar voor het zover is, moet er eerst nog gebaltst worden. Hierbij gooien de ooievaars hun kop achterover waarbij er flink geklepperd wordt met de snavels. Ook begroeten de partners elkaar klepperend als ze op het nest landen. Zijn de eieren uitgekomen dan moeten pa en ma aan de bak. Er staat van alles op het menu: regenwormen, kikkers, muizen, insecten en tijdens de overwintering in Afrika zijn sprinkhanen favoriet. Is er te weinig voedsel dan worden soms een of meerdere jongen uit het nest gegooid, zodat de rest een betere overlevingskans heeft.
Een steeds groter deel van de ooievaars blijft trouwens lekker thuis in de winter. Om warm te blijven hebben ze een handig trucje: ze steken een van hun poten onder de veren. Was deze fraaie vogel in de jaren zeventig bijna verdwenen uit Nederland, nu zie je ze gelukkig weer overal! (zelfs in het wapen van Ankeveen en ’s-Graveland 😉
Gooi en Eemlander, Geeke Remmelts, 11 maart 2022