Ooit was het woeste grond met ruige hei, tot 1625, toen is het gebied ontdekt door een groep rijke Amsterdamse kooplieden. Nu is het een groene oase, met ruim vijftig kilometer wandelpaden door bossen en prachtige historische buitenplaatsen. We hebben het over de ’s-Gravelandse Buitenplaatsen; een wandelparadijs waar de geschiedenis zijn sporen heeft achtergelaten. Boswachter Geeke Remmelts van Natuurmonumenten wandelt met ons langs een aantal van haar favoriete plekken.
„Die Amsterdammers lieten een deel van de zandgrond afgraven. Die werd gebruikt ter versteviging van de Amsterdamse bodem. Op de terugweg namen de schepen mest en huisvuil mee om de grond van ’s-Graveland te verrijken”, vertelt Remmelts. „Hoe vaker ze deze kant op kwamen, hoe mooier ze het hier vonden en hoe langer ze bleven.” De kooplieden bouwden buitenplaatsen, (zomer)verblijven. „Om die landhuizen legden ze steeds mooiere tuinen met daarin allerlei bijzondere huisjes, follies.”
Mode
Het gebied was verdeeld in 27 lange rechte kavels, afgescheiden door rechte sloten met uiteindelijk veertien buitenplaatsen. Die sloten zijn er nog steeds. Andere oude sporen: „De Franse tuinstijl die bij de aanleg van de buitenplaatsen in de mode was; rechte lanen, symmetrisch, haagjes, strakke vijvers. Vanuit hun huis konden bewoners hun hele buitenplaats overkijken. „Die stijl zie je hier nog steeds op bepaalde plekken terug, bijvoorbeeld achter Schaep & Burgh. Later werd de Engelse stijl populair: romantisch, kronkelpaadjes, doorkijkjes, sierlijke vijvers, dat zie je op alle buitenplaatsen nog.”
We lopen langs imposante oude bomen en frisse jonge aanplant, langs lijvige rode beuken, ranke platanen en hoge rietkragen. „De oudste bomen meer dan tweehonderd jaar oud, we hebben zelfs eiken van driehonderd jaar. Als ze doodgaan laten we ze zoveel mogelijk liggen of staan, dat is gunstig voor insecten en zwammen of als onderkomen voor uilen en vleermuizen. Spechten zijn er ook dol op”, weet Remmelts. De dode kale stammen steken statig de lucht in, naast het levende groen.
„Kijk vooral goed om je heen als je hier loopt”, zegt Remmelts. „Luister naar de vogels en misschien, als je geluk hebt, zie je nog reeën, een ijsvogel, hoor je een specht of rietzanger.” „Kijk, meerkoetjes met jonkies”, wijst ze. Later zien we nog een overvliegende ooievaar.
„Had je die mooie fruitmuur naast de parkeerplaats gezien? Daar kijkt eigenlijk iedereen over heen. Als ze uit de auto komen zijn ze nog niet ’aan het kijken’.” De oude muur is begroeid met leibomen, met appel- en perenbomen. Het kijken begint al hier.
Favorieten van de boswachter
In de achtertuin van deze buitenplaats staat folly Capitool, zo’n gek huisje. Het doet denken aan een Grieks tempeltje. „Is het niet, klop maar eens op die pilaren, dat is geen steen maar hout.” Oorspronkelijk gebouwd als theehuis, later diende het als biljartkamer. „De eerste mancave”, lacht de boswachter.
De ijskelder van de buitenplaats: een klein rond gebouwtje met een diepe put. „Een koelkast voor de zeer rijken. Het ijs haalden ze in de winter uit de vijvers en bewaarden ze hierin. Dat gebruikten ze de hele zomer om hun voedsel en dranken te koelen.” Inmiddels is het een winterverblijf voor vleermuizen. „Ze vliegen zo door de kier boven de deur naar binnen.”
Bij Gooilust
De siertuin van Gooilust staat vol exotische bomen en planten. Frans Blaauw en Louise Six woonden hier rond 1900. Blaauw haalde overal exotische planten en dieren vandaag zoals gnoes en bizons. Exotische dieren vind je hier niet meer, de bomen en planten nog volop. „Heel bijzonder en een aanrader voor tuinliefhebbers.”
Op Bantam
De buitenplaats is aangelegd door Sara Bicker-Pels rond 1770. „Ze wilde een mooie landschapstuin en liet een grote bult zand storten om heuveltjes te creëren, aangevuld met beekjes, bomen, kronkelende paadjes. ’Klein Zwitserland’, noemde ze het. Dat was ook ’kijk hoe rijk ik ben, ik laat hier zand brengen en niet afgraven’.” Midden op de buitenplaats een omgevallen boom. Het wortelstelsel steekt als een machtige kroon ruim drie meter de lucht in. „Mooi hè, die hebben we expres laten liggen, vonden we hier goed passen. Op de ene plek geven we de natuur wat meer ruimte zoals hier, op de andere plek cultuurhistorie zoals de bomenlanen.”
Het landhuis is in de jaren 70 afgebroken, het was compleet vervallen. Nu is het een grasveldje waar verstopt tussen grote coniferen alleen nog de bordestrap van het landhuis rest.
Het grasveld grenst aan een vijver met eilandje. „Afgesloten voor publiek, het is een rustgebied voor reeën. Als je vroeg of laat op de dag bent, zie je ze hier vaak lopen.”
Bloemenweide van Boekesteyn
Haaks op café-restaurant Bramsbergen ligt een brede strook land vol klaprozen, margrieten, korenbloemen, duizendblad, goudsbloemen, kaarsjeskruid, koekoeksbloemen, graan en meer. „Voor de insecten zoals bijen, libellen en vlinders en voor dieren die insecten eten.”
Schoolklassen uit de omgeving hielpen mee met het inzaaien. „Als je hier op een mooie dag komt, hoor je bijen en hommels, rietzangers bij het water. En misschien zie je een ree, we vinden regelmatig sporen waar ze het veld door zijn gebanjerd.”
Gooi & Eemlander 7 juli 2020 – Yvonne Hulsbos